BCMB Vindplek Cliëntondersteuners BCMB Werk gezocht

Lucas Middelhoff: “Ook nu moet cliëntondersteuning een maatschappelijke functie zijn die over alle stelsels heen gaat.”

Cliëntondersteuning: hoe en vooral waarom is het ooit in het leven geroepen? Wie voerden het uit? En waarom is het anno 2025 nog steeds onmisbaar voor kwetsbare mensen die (tijdelijke) ondersteuning of zorg nodig hebben? Hierover gingen we in gesprek met Lucas Middelhoff, al 40 jaar zeer bekend in het land van cliëntondersteuning voor mensen met een beperking. We doken met hem de geschiedenis van cliëntondersteuning in om terug te gaan naar de kern en de essentie, en om waardevolle lessen op te halen die we mee kunnen nemen naar de toekomst.

Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking bestaat al ruim 100 jaar. Het vond zijn oorsprong bij Pier de Boer, grondlegger van de sociaal pedagogische zorg. In 1921 startte hij als maatschappelijk werker voor de oud-leerlingen van de BLO-scholen (toenmalig speciaal onderwijs) in Amsterdam bij de GGD en in 1931 richtte hij de voorloper van de Sociaal Pedagogische Diensten (SPD) op. Het was zijn missie om mensen met een verstandelijke beperking verder te helpen. Een missie die nu - ruim 100 jaar later - nog steeds nodig is. 

Het keerpunt van MEE

“De SPD kreeg -  als organisatie met een breed pakket aan ambulante diensten aan verschillende doelgroepen - een stevige, landelijke basis doordat ze vanaf 1988 gefinancierd werd vanuit de AWBZ zorgverzekering. Rond 2004 werd de term cliëntondersteuning in het leven geroepen, een uitkomst van een meerjarig proces waarbij de SPD is omgevormd naar de huidige MEE-organisaties,” vertelt Middelhoff. “ De reden voor deze  omvorming was dat de SPD voor een keuze kwam te staan: aanbieder zijn van ambulante diensten (begeleiding) of een onafhankelijke regionale organisatie die mensen met langdurige beperkingen informeert en ondersteunt. Door alle sectoren en leeftijden heen, en niet aan één wettelijk terrein gebonden. We kozen - mede op aandringen van de belangenorganisaties en de SPD-organisaties - voor de tweede optie en zo is MEE ontstaan. Destijds nog steeds in de AWBZ met een toekenning van één MEE-organisatie per regio. Ons toenmalige zorgaanbod droegen we over aan zorgaanbieders en onze doelgroep werd breder; alle mensen met langdurige beperkingen in plaats van alleen mensen met een verstandelijke beperking. Zo is de term cliëntondersteuning in 2007 in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ontstaan.”

"Het leven laat zich niet leiden door een wet."

Twee belangrijke, rode draden

“In 2015 vond de grote decentralisatie plaats en ontstond de nieuwe Wmo en de Wlz (opvolger van de AWBZ). Als je kijkt naar de afgelopen honderd jaar, zie je twee belangrijke, rode draden die ook vandaag de dag nog steeds een grote rol spelen in de ondersteuning. De eerste is het stelseloverstijgende karakter. Cliëntondersteuning is nu opgeknipt in Wmo en Wlz. Daar ben ik geen voorstander van, want het leven met langdurige beperkingen is niet in wetten op te delen. Wat we kunnen leren van het verleden, is dat het een maatschappelijke functie moet zijn die over alle stelsels heen gaat. De inzet van cliëntondersteuning was levensbreed. Bij de aanloop naar de nieuwe Wmo in 2015 was ik betrokken bij de lobby om domeinoverstijgend werken in de wet te krijgen. Helaas is ons dat toen niet gelukt. 

Over Lucas Middelhoff

Lucas Middelhoff begon in 1984 als stafmedewerker bij SOMMA, de koepelorganisatie  van de Sociaal Pedagogische Diensten die in 2004 werd omgezet in MEE-NL. Van 1993 tot 2016 was hij bestuurder-directeur van MEE Zuidoost-Brabant en daarna ging hij als zelfstandige verder in de zorg en het (passend) onderwijs, en als bestuurslid van de Stichting Sociaal Pedagogische Zorg (SPZ) die het erfgoed van Pier de Boer levend wil houden. Lucas is mede-oprichter van de Landelijke Vereniging van Ouderinitiatieven. 

Penny wise, pound foolish

Middelhoff licht het toe met een voorbeeld: “Als directeur van MEE Zuidoost-Brabant had ik drie Consulenten Wonen om ouders te ondersteunen om samen een goede woonplek voor hun zoon of dochter op te zetten en daar ook bij betrokken te blijven. Zo kwamen er  ouderinitiatieven met behulp van persoonsgebonden budgetten en woningcorporaties; daar was ongelooflijk veel vraag naar. In 2015 ging onze financiering over naar de gemeenten en had ik niet met één zorgkantoor, maar met 21 gemeenten te maken. Over onze Consulenten Wonen werd gezegd: dat is de Wlz en doen we dus niet. Heel erg beredeneerd vanuit de wetten en financiën en niet vanuit de mensen die deze ondersteuning nodig hebben. En dus werd het niet ingekocht door gemeenten. In mijn ogen is dat typisch een voorbeeld van penny wise, pound foolish, oftewel verkeerde zuinigheid. Hierdoor ontstond ook ‘over-de-schutting-gedrag’ en geschuif met mensen en hun zorgvragen. Geen goede ontwikkeling.“

Verdunning en verschraling van cliëntondersteuning

“De tweede rode draad gaat over de doelgroepen. Dit gaat over de vraag: voor wie zou cliëntondersteuning er moeten zijn en waarom? In mijn optiek zijn dat nog steeds mensen met langdurige beperkingen en geen ouderen. Mensen op hoge leeftijd of de kinderen van ouderen hebben natuurlijk ook ondersteuning en informatie nodig, vroeger had je daar ouderenconsulenten en maatschappelijk werk voor. Tegenwoordig valt dat allemaal onder cliëntondersteuning en daardoor is bij de inkoop door gemeenten de kwaliteit en de capaciteit voor mensen met een langdurige beperking achteruitgegaan.” 

Doorlopende lijn van expertise nodig

“Nu, tien jaar later, zijn gemeenten er steeds bewuster van dat cliëntondersteuning voor mensen met een ernstige verstandelijke beperking een andere expertise vraagt. Die specifieke expertise wordt nu weer meer op waarde geschat hoor ik van voormalige collega’s van MEE. Het verbaast me dus niet dat - waar wij als MEE voor stonden: dus één organisatie voor mensen met langdurige beperkingen - mensen met ernstige verstandelijke beperkingen beroep kunnen doen op gespecialiseerde cliëntondersteuning. Ik vind het van belang dat deze expertise structureel goed wordt geborgd.” 

Kwaliteitsborging op het vak 

Vanaf 2015 mochten gemeenten de cliëntondersteuning voor de doelgroepen die niet vanuit de Wlz werden ondersteund, zelf gaan invullen en daardoor ontstond marktwerking. “Het lukte ons om, samen met de cliëntenbeweging, in de nieuwe Wmo op te nemen dat gemeenten cliëntondersteuning  niet zelf mochten uitvoeren. Het moest immers wel onafhankelijk zijn,” vervolgt Middelhoff. “Daarnaast gingen we aan de slag met een beroepsvereniging, dat nu BCMB is, om de kwaliteit van het vak te borgen. Vanuit MEE NL hebben we dat toen gefaciliteerd.”

"Cliëntondersteuning heeft echt goud in de handen, omdat het mensen helpt om zo lang mogelijk eigen regie te houden."

Professionele standaard hooghouden

Middelhoff hoopt dat BCMB de professionele standaard hoog gaat houden: breed kijken, integraal werken en eigen regie ondersteunen. “Opleiding en een vorm van certificering is hierin erg belangrijk,” benadrukt Middelhoff. “Om nog even de geschiedenis in te duiken: in de jaren 50 ontstond er een specifieke scholing voor de maatschappelijk werkers die bij een SPD gingen werken. Die heeft gefunctioneerd tot ergens in de jaren 2000. Je had een extra opleiding  nodig om cliëntondersteuner - in de huidige term - te mogen zijn voor de doelgroep van mensen met een langdurige beperking. Dat is nog steeds van belang om het vak hoog te houden.”

Cliëntondersteuning heeft goud in de handen

“In alle documenten van de Tweede Kamer lees je over stijgende kosten in de Wlz en de Wmo. Dat het systeem vastloopt en we mensen niet afhankelijk moeten maken van de zorg. Dat is exact waar cliëntondersteuning een belangrijke rol bij kan spelen,” betoogt Middelhoff. “Cliëntondersteuning heeft echt goud in de handen, omdat het mensen helpt om zo lang mogelijk eigen regie te houden. Ik hoop dat alle betrokken partijen die kansen zien en dat de verantwoordelijke organisaties  dit ook duidelijk maken aan de gemeenten, zorgkantoren en de overheid. Dit vraagt wel om meer financiering en dat de losse wetten voor bepaalde doelgroepen worden omgezet naar een integrale basisvoorziening.”

Bestaat cliëntondersteuning nog over tien jaar?

 “Ja, zeker. Misschien onder een andere naam of anders geborgd, maar de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning van mensen die het zelf even niet redden, zal altijd blijven bestaan.”


In het kader van het 10 jaar jubileum van BCMB heeft de Universiteit voor Humanistiek (UvH) onderzoek gedaan naar ontwikkelingen in de zorg en aanpalende domeinen met aandacht voor de gevolgen en kansen voor cliëntondersteuning. Het onderzoeksrapport ‘Onafhankelijke cliëntondersteuning: Toen, Nu & Straks vind je hier.