“Ik ben er trots op hoe wij als MEE Zuid Limburg onze positie in de afgelopen tien jaar hebben behouden én versterkt. Vooral de hoge kwaliteit heeft hieraan bijgedragen, maar ook onze expertise van de verschillende doelgroepen. Met onze MEE Academie trainen wij professionals in aanpalende beroepsgroepen, zodat ze de doelgroepen kunnen herkennen en weten hoe ze ermee om kunnen gaan. Ik vind het erg mooi dat er meer erkenning komt voor deze kwetsbare doelgroepen. De beperking van deze mensen gaat niet meer weg en wij kunnen van deze doelgroepen niet verwachten dat zij zich aanpassen aan ons. Wij moeten dus rekening houden met hun beperkingen."
Iets waar Irene zich ook hard voor maakt is de onafhankelijkheid van cliëntondersteuning. “Het is voor mij een principezaak om het te hebben over cliëntondersteuning en niet over onafhankelijke cliëntondersteuning. Al die jaren ben ik dat ook blijven roepen, omdat mensen in het werkveld soms een soort van versmalling aanbrengen op de onafhankelijke cliëntondersteuning. Terwijl cliëntondersteuning per definitie onafhankelijk en breed is,” bepleit Irene. “Door de decentralisatie kwam er ontzettend veel beweging in het werkveld en ontstond er een soort overlevingsstrategie: veel organisaties gaven aan dat het werk wat MEE doet, zij ook konden doen. En volgens gemeenten konden vrijwilligers ook het werk doen wat cliëntondersteuners deden. Het woord ‘onafhankelijk’ is in de beginjaren dus gebruikt om de specifieke positie te claimen en te framen. Dat heeft geholpen, maar daardoor is de term OCO een eigen leven gaan leiden en zijn er twee functies ontstaan. Dat is natuurlijk nooit de bedoeling geweest.
"De beperking van deze mensen gaat niet meer weg en wij kunnen van deze doelgroepen niet verwachten dat zij zich aanpassen aan ons."
Er zijn de afgelopen 11,5 jaar veel ontwikkelingen geweest, de grootste was de decentralisatie van het sociale domein. Cliëntondersteuning was tot tien jaar geleden een recht voor burgers vanuit de AWBZ. Dat betekende dat iedereen hier gebruik van kon maken en verwijzers mensen makkelijk kon verwijzen naar een cliëntondersteuner. Sinds 2015 is het nog steeds een ‘gratis recht’, maar de vraag op welke manier je van dat recht gebruik kunt maken, hangt af van hoe de gemeente dit organiseert. “Dat vind ik nog steeds een slechte ontwikkeling,” vindt Irene. “Ik snap de redenering dat er aansluiting moet zijn bij de lokale infrastructuur, maar daar heb je geen lokale financiering of een lokaal opdrachtgeverschap voor nodig. We hoeven niet terug naar landelijke financiering, het kan ook regionaal. Voor 2015 hadden wij één financieringsstroom en het maakte niet uit of er meer mensen uit Heerlen of Maastricht aanklopten. Nu moet ik de ene gemeente aan het eind van het jaar vertellen dat het geld opraakt, omdat veel inwoners ondersteuning nodig hadden, en een buurgemeente krijgt van ons te horen dat we geld terugstorten, omdat niet veel mensen in hun gemeente hulp nodig hadden. Vanuit burgerperspectief is dat toch heel raar?"
Een andere ontwikkeling waar Irene een duidelijke mening over heeft is de komst van gespecialiseerde cliëntondersteuning - naast ‘reguliere’ cliëntondersteuning. “Ik vind dat al mijn medewerkers ook gespecialiseerde cliëntondersteuners zijn. Ze hebben alle kennis en kunde in huis om de juiste ondersteuning te bieden. Ook wij hebben hele complexe casussen waar we soms jaren bij betrokken zijn. Meldt een inwoner zich, dan kijken we wat diegene nodig heeft. Dan kan de ondersteuning een uur duren, het kan 100 uur duren, maar dat kan ook vijf jaar lang zijn. De opdrachtgever moet ons erop vertrouwen dat wij niet meer doen dan nodig is. Het hangt natuurlijk wel van de ruimte die je als organisatie in je regio hebt.”
"Lokale financiering of een lokaal opdrachtgeverschap is in mijn ogen niet nodig."
“De groei van eenpitters baart mij wel zorgen,” vult Irene aan. “Als je onderdeel bent van een organisatie, heb je niet alleen je eigen kennis en kunde in je rugzak, maar ook die van je collega’s. Door de complexiteit van de vraagstukken kom je er vaak niet alleen uit. Soms worden cliënten naar ons doorverwezen die door een eenpitter niet voldoende zijn ondersteund. Dat is niet alleen vervelend voor de cliënt zelf, maar ook omdat mensen een verkeerd beeld kunnen krijgen van cliëntondersteuning. Door de vercommercialisering van cliëntondersteuning is de diversiteit zo groot geworden. Bovendien krijg je door de komst van de gespecialiseerde cliëntondersteuners en de eenpitters ook een enorme versnippering en dat maakt het er voor burgers niet duidelijker op.
“De waarde en opbrengst van cliëntondersteuning wordt nog steeds onderschat. Wij hebben al een paar keer laten zien met rapportages wat het oplevert voor mensen, maar ook de mate waarin we zwaardere maatwerkvoorzieningen hebben kunnen voorkomen. Ik ben ervan overtuigd dat als je meer investeert in cliëntondersteuning, je zwaardere zorg kan voorkomen. Uiteraard is dat ook fijner voor de mensen zelf. Ik hoop daarom dat er de komende jaren meer erkenning komt voor de waarde en de opbrengst van cliëntondersteuning. En dat we stoppen met dat financieel gedreven werken en meer financiële stabiliteit krijgen. Op inhoud kun je lokaal de verschillen sowieso maken. Ik hoop dat er ruimte komt om echt te doen wat nodig is. Iedereen gebruikt die woorden, maar de juiste kaders zijn er nog niet.”
"Laten we ervoor zorgen dat cliëntondersteuning een nog stevigere positie in de preventie krijgt."
Op de vraag of de bekendheid en de vindbaarheid van cliëntondersteuning moet worden vergroot, is Irene duidelijk: “Ja, absoluut. Maar er ook voor zorgen dat cliëntondersteuning überhaupt blijft. In het financiële geweld kan het makkelijk verdwijnen, omdat de gebruikers zich nauwelijks kunnen en zullen weren. Dus laten we ervoor zorgen dat cliëntondersteuning een nog stevigere positie in de preventie krijgt en dat mensen daadwerkelijk de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. In iedere maatschappij zijn er altijd mensen die het zelfstandig niet redden en voor die groep moet je er gewoon zijn. Zorg ervoor dat ook zij een fijne plek hebben.”
De reden waarom Irene haar werk 11,5 jaar lang met veel plezier heeft gedaan en heeft volgehouden? “We hebben iedere dag nog veel ‘te knokken’ om het voor de doelgroepen - die nog steeds fors op achterstand staan in onze maatschappij - daadwerkelijk geregeld en georganiseerd te krijgen. De tweedeling die we hebben gecreëerd in ons land baart mij grote zorgen. Mensen met een beperking worden te weinig gezien, herkend en erkend. We hebben nog veel werk te doen, dus ik hoop dat mijn opvolger dit met dezelfde gedrevenheid gaat doen.”
Lees hier andere interviews met deskundigen, cliëntondersteuners of andere zorgprofessional