In het kader van ons 10 jaar jubileum heeft de Universiteit voor Humanistiek (UvH) onderzoek gedaan naar ontwikkelingen in de zorg en aanpalende domeinen met aandacht voor de gevolgen en kansen voor cliëntondersteuning. Tijdens het BCMB-symposium op 8 oktober belichten prof. dr. Evelien Tonkens en prof. dr. Thomas Kampen de onderzoeksresultaten en geven ze inzicht in de stappen die nodig zijn voor een stevige positie van de beroepsgroep in de toekomst.
Ga hier direct naar het onderzoeksrapport van de Universiteit voor Humanistiek
BCMB blikt met dit onderzoek terug op de afgelopen tien jaar - in 2015 werden gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo en verving de Wlz de AWBZ. Het onderzoek geeft ook inzicht in hoe de opkomst en noodzaak van cliëntondersteuning is te plaatsen in de ontwikkeling van de verzorgingsstaat van de afgelopen 50 jaar. En het laat zien dat cliëntondersteuners in de huidige verzorgingsstaat voortdurend moeten laveren tussen uiteenlopende belangen en verwachtingen van gemeenten, zorgkantoren, zorgaanbieders, cliënten en hun naasten. Dit leidt tot onduidelijkheid en spanningen in de praktijk.
Het pleidooi van BCMB op basis van deze bevindingen: één integrale functie voor cliëntondersteuning, waarin kwaliteit, onafhankelijkheid en domeinoverstijgend werken structureel worden geborgd. Alleen dan komt de rol van de cliëntondersteuner volledig tot zijn recht: een onpartijdige bondgenoot van de burger zijn. Ook wordt cliëntondersteuning dan minder afhankelijk van andere partijen en kunnen er landelijke afspraken worden gemaakt die de rol van de cliëntondersteuner toekomstbestendiger maken.
“De cliëntondersteuner is - nu meer dan ooit - een ankerpunt van nabijheid, continuïteit en kritische reflectie. Juist daarom is het noodzakelijk om te komen tot één uniforme regeling en landelijke kwaliteitsborging, zodat de cliëntondersteuner zijn rol duurzaam en onafhankelijk kan vervullen en voldoende positie heeft om kritisch te reflecteren,” aldus Trudy Roffel, voorzitter van BCMB. “Ook moet er meer scherpte komen in de definitie van cliëntondersteuning: informatie en advies is niet de kern. Het gaat om het verstevigen van de positie van de burger in het krachtenveld van zorgaanbieders, instanties en overheid. Juist daarom is een goede positionering van cliëntondersteuning essentieel.”
Het onderzoeksrapport van de UvH beschrijft de ontwikkeling en actuele positie van onafhankelijke cliëntondersteuning. Deze functie is ontstaan vanuit vroegere nazorg en via MEE geëvolueerd tot een wettelijk recht binnen de Wmo (gericht op zelfredzaamheid en participatie) en de Wlz (gericht op zorgrechten bij zware, langdurige zorg). Cliëntondersteuners bevinden zich in een complex krachtenveld tussen gemeenten, zorgkantoren, aanbieders, cliënten en hun naasten. Dit leidt tot vijf terugkerende spanningen: onafhankelijkheid versus afhankelijkheid, toezicht versus samenwerking, loyaliteit versus begrenzen, waakzaamheid versus onmacht en bekendheid versus beheersbaarheid.
Het rapport laat zien dat dezelfde noodzaak tot onafhankelijke steun ook geldt in domeinen buiten de zorg, zoals bijstand, asiel, jeugdzorg en herstel na overheidsfalen. Voor de toekomst worden vier scenario’s geschetst – van zorgzame buurten tot technologiegedreven zorg – waarin onafhankelijkheid en vindbaarheid cruciaal blijven. Conclusie: cliëntondersteuning vormt een morele infrastructuur van de verzorgingsstaat en moet sterker worden geborgd, mogelijk via landelijke regeling.